Een werkplek boeken in één van onze incubatoren? Dat kan hier.

Wie heeft de rechten op een uitvinding die gedaan wordt binnen een onderneming?

Iedere innovatieve onderneming, zij het een startup of een reeds lang bestaande vennootschap, zal in de loop van haar bestaan technische innovaties willen beschermen, waar mogelijk door middel van één of meerdere octrooien. Maar hebben ondernemingen zomaar het recht om in eigen naam een octrooi aan te vragen voor in hun opdracht ontwikkelde innovaties?

Volgens de Belgische octrooiwetgeving komt het recht op een octrooi voor een uitvinding toe aan de uitvinder(s), hetgeen steeds een natuurlijk persoon is. Dus, het recht op een octrooi voor een uitvinding ontstaat principieel altijd bij de uitvinder(s). Dit recht kan evenwel door middel van een overeenkomst overdragen worden aan een ander, zoals bijvoorbeeld een onderneming. Tussen een werkgever en een werknemer kan dit onder meer gebeuren door een clausule in de arbeidsovereenkomst.

Wat indien er geen geschreven overeenkomst is?
In België is er geen algemene bepaling die automatisch in de overdracht van het recht op een octrooi tussen een werkgever en een werknemer stipuleert, zodat dit recht bij afwezigheid van een overeenkomst in principe bij de uitvinder, t.t.z. de werknemer, ligt.

Vaste rechtspraak leert ons evenwel dat het in de praktijk niet zo’n vaart loopt. Bij betwisting maakt de rechtbank voor het toewijzen van het recht op een octrooi een onderscheid tussen verschillende types van uitvindingen volgens de mate van betrokkenheid van de werkgever.

Zo zal voor zogenaamde dienstuitvindingen die het resultaat zijn van de normale onderzoekstaak van de werknemer voor de werkgever, in geval van betwisting het recht op het octrooi normalerwijze volledig toegewezen worden aan de werkgever. Op vrije uitvindingen daarentegen die de werknemer doet zonder enige betrokkenheid van de werkgever, kan de werkgever volgens de rechtspraak geen aanspraak maken. Daartussen bestaat echter nog een grijze zone van de afhankelijke uitvindingen, waarbij de werknemer een uitvinding doet, niet in directe opdracht van de werkgever, maar daarbij wel gebruik maakt van middelen of kennis van de werkgever. In dergelijke gevallen is het minder duidelijk aan wie het recht op het octrooi zal toegewezen worden, en kan het ook voorkomen dat beide partijen samen recht op het octrooi hebben.

Op een dergelijk onderscheid kan een onderneming echter niet terugvallen bij een samenwerking met derden die niet in loondienst voor de onderneming werken, zoals bijvoorbeeld freelancers of consultants. Hierbij is de kans groot dat bij betwisting het recht op het octrooi geheel of gedeeltelijk, afhankelijk van de bijdrage van de derde partij, toegekend wordt aan de uitvinder en dus niet de onderneming. In deze gevallen is het onontbeerlijk om in een overeenkomst met deze partijen de overdracht van de intellectuele eigendomsrechten, zoals octrooien op te nemen.

Een onderneming is dus niet zomaar de baas van uitvindingen die in zijn opdracht werden gedaan, zonder dat daar duidelijke afspraken over bestaan. Het is dus aangewezen voor een onderneming om goed na te gaan welke overeenkomsten er bestaan met zijn ontwikkelaars, en deze waar nodig bij te werken of te voorzien.

Auteur Johan Aerts – Johan is Europees Octrooigemachtigde

Wens je meer info? Contacteer onze expert Bram Dejan

© Limburg Startup - LSU 2024